Uit het verslag heb je al kunnen lezen: een gat in de uitlaat. Reden om bij de bromtol of
ook wel "het monster" genaamd, stil te staan. Om een beetje structuur in het verhaal te
brengen zijn een paar hoofdstukken benoemd: -de keuze -aantal pk's of kw's -reserve
de keuze
Bij de voorbereidingen van de bouw van het schip speelden een aantal argumenten een rol.
Eén van de motieven was het creeren van een stuk onafhankelijkheid. Hoe wordt je nu met
een stuk techniek onafhankelijk? Door een zo betrouwbaar mogelijk merk te kiezen. Daarnaast
is het praktisch als je de wereld in trekt om een merk te hebben wat elders ook bestaat. Zo
viel b.v. het merk DAF direct af omdat buiten Europa niemand weet waar je het over hebt.
Daarom hebben wij een mercedes als hoofdmotor. Nu wil je natuurlijk liefst alles nieuw, maar
bij de bouw van het schip behoorde dat nog niet tot de mogelijkheden. Het beste
alternatief is gevonden bij DRINKWAARD uit Sliedrecht. Het is een familiebedrijf, waar de
mensen praten in motortermen als "dat karretje" en "1000 draaiuren is niets" en dat spreekt
mij behoorlijk aan. Dat ze daarnaast behulpzaam en vriendelijk zijn is iets wat we in de
tijd hebben ervaren en is ook plezierig in vervelende omstandigheden. Mercedes geeft
onze naam NECTON inhoud. NECTON is de verzamelnaam voor alle dieren in de zee die uit
zichzelf kunnen voortbewegen. Naast het zeilen zorgt de mercedes voor het voortbewegen.
Het is een gereviseerd ouwetje, n.l. een OM 314. De koppeling is een hydraulische PARAGON
1 op 2, die in de literatuur wordt omschreven als onbeperkt meedraaibaar tijdens het zeilen.
Natuurlijk zijn er ook nadelen. De ergste vind ik het lawaai. De motor maakt redelijk veel
kabaal en veel moeite en energie is in de geluidsisolatie gestoken. Recent heeft onze meester
Bouwe Dijkstra (oud WTK GHV voor de kenners) nog met veel zorg nieuwe isolatie aangebracht,
maar het blijft een ontembaar monster. Een ander nadeel is het gewicht en de omvang. Echte
scheepsmotoren zijn compacter en minder hoog dan onze bromtol. Een laataste nadeel is de
bereikbaarheid van onderdelen. Oliefilter vervangen is een acrobatische stunt op zich en ook
bij "het sleutelen"moet je af en toe wel heel inventief zijn.Daar zit natuurlijk bij iemand
die overwegend met zijn kop de kost moet verdienen ook weer het (uiteindelijke) genoegen in.
aantal pk's of kw's
Van der Stadt gaf op zijn tekeningen aan 50 pk. Nu hebben wij gekozen voor de zwaarste
versie, nl staal en een ondiepe kiel ergo de meeste ballast. Ook hebben we al onze eigen
geschiedenis en een voorval uit het verleden heeft mijn inzicht veranderd. Met ons oude
zeilbootje voeren we over het Duitse wad naar Nesmersiel. Bij het ronden van de strekdam
kregen we de hard waaiende wind pal tegen en te zeilen viel er niets. Het motorretje moest
het alleen doen. De stroom natuurlijk ook nog tegen en we verlijerden heel langzaam
naar lager wal. Een visserman die voorbijkwam wenkte dat we daar weg moesten en niets liever
wilde ik dat ook. Met een baby en een peuter aan boord en over Ann niet te spreken. Peultjes
heb ik gezweet en veel schietgebedjes gedaan. Mijn begeleidend engeltje is toen overspannen
geworden en vanaf dat moment ga ik voor meer dan de normale pk's. We zijn gelukkig heelhuids
binnen gekomen.
De mast die je de wereldover kan brengen, is op dit soort momenten een grote rem.
Daarom varen we nu met 80 pk, wat we eigenlijk nooit gebruiken. Als ik ooit nog eens een
nieuwe motor aanschaf, wordt het 65 of 70.
reserve Wat neem je mee en waar hou je op? Basisdingen vind ik oliefilters en
V riemen. Je normale onderhoud moet je sowieso kunnen uitvoeren en aangezien ons monster
een gemariniseerde diesel is, zitten er veel slangen en rubbers aan. Dat zijn relatief
kwetsbare onderdelen en daarvan is er 1 op reserve mee. In de loop van de tijd krijg je ook
zo'n kistje waar van alles in komt te zitten aan ringetjes en (brandstof)boutjes e.d.
Een stuk reserve uitlaatslang bracht uitkomst in de noodreparatie aan de uitlaat. Samen met
2 slangeklemmen kregen we het gat goed dicht. De laatste heb ik ook ik varianten aan boord.
Reserve olie voor de koppeling en uiteraard voor de motor heb ik om het af te ronden ook
mee.
ZWAAR WEER ZEILEN
Nu we de Middellandse Zee hebben bereikt, lijkt het een goed moment "het zware werk"achter ons te laten. We hebben niet de
illusie dat de MED alleen mooi weer brengt; met zijn verradelijke valwinden zal het nog het nodige voor ons in petto hebben.
De zware depressies en de oceaan met zijn lange deining zijn nu wel verleden tijd. Weer een paar hoofdstukjes:
-de keuze van het tuig
- keuze van mast en zeilen
- wanneer vaar je met wat
de keuze van het tuig:
Zo in de loop van je geschiedenis, doe je je eigen (zeil)ervaringen op. Voor mij is zo een belangrijk criterium ontstaan, dat
ik niet afhankelijk wil zijn van bemanning. Dat houdt dan in, dat je alles alleen moet kunnen bedienen. Zo heb ik een grote
liefde voor schoeners. Vind het een prachtig gezicht ze te zien varen en hun aan de windse eigenschappen.In New Foundland
werden ze om deze eigenschap gebruikt. De moderne variant is een
stagzeil-schoener.
Wil het er een beetje uit zien qua formaat, is de minimale lengte 15 meter en wil het mooi zijn, heb je eigenlijk een schip
van 18 meter nodig. Dat kun je weer niet alleen, reden waarom dit type voor mij onbereikbaar bleef.
De hamvraag wordt dan 1 of 2 masten? Ieder weer zijn meug, maar als ik alle gelezen verhalen na ga, kom ik tot de conclusie
dat de bazaanmast zelden wordt gebruikt. Wel een voordeel van 2 masten is dat je kunt volstaan met lagere masten, waar
veel schrijvers waarde aan toe kennen. Het werd dus 1 mast en aangezien ik graag alles alleen wil kunnen, is het een 7/8
geworden. Het grootzeil en de fok zijn vrijwel even groot.
keuze van mast en zeilen:
Bij de aanschaf zijn bij diverse bedrijven offertes opgevraagd. Wat uiteindelijk de keuze heeft bepaald, komt voort
uit verschillende overwegingen. Zo viel een bedrijf af die een offerte stuurde, die fors afweek van wat we hadden
besproken. Een goede 2e werd Selden en uiteindelijk is het een Proctor mast geworden. De mensen in Breskens voelden
haarfijn aan wat ik belangrijk vond en kwamen zelf met voorstellen om binnen het budget tot een mooie oplossing te komen.
Doe goedkoop wat misschien laten nog eens luxer kan en neem de basis goed. De estetische kant kreeg veel aandacht en
overal waar we komen, zie je mensen naar de verjongde masttop en giek kijken. Naast het feit, dat Proctor de Mercedes
onder de masten is, verdienen ze als kunstenaar een prijs. We hebben gekozen voor een zilver geanodiseerde mast en dan
blijft al het laswerk zichtbaar. Elk detail is prachtig afgewerkt.
Eén mast en dan ook nog 7/8, geeft extra lengte en zo is onze mast 17 meter boven op het dek; een hele paal! Veel auteurs
zouden er bij griezelen, maar veel van die verhalen zijn geschreven met rondhouten en ouderwets touwwerk. Met een extra
zware uitvoering in verstaging van 8 i.p.v. 16 tieren zijn we 150% save. Geen enkel moment hebben we angst gehad dat de
mast het niet zou houden; sterker, hij heeft menige onkunde van ons opgevangen. Zo hebben we wel eens een klapgijp met
windkracht 7 gehad en dat werd rustig opgevangen. De zalingen en de diamantverstaging in de top maken het geheel af.
Voor het reven is gekozen voor het traditionele systeem. Gewoon werken aan de mast, dan weet je zeker dat het altijd
werkt. 3 Reeftouwen maken dat we het zeil altijd aan kunnen passen aan wat de wind vraagt. Voor al het lopende werk hebben
we Lewmar. Daarvan is onderweg al het nodige stuk gegaan en onlangs nog draaide ik een nieuwe lierhandel dol. Kan ook zijn
dat de gezonde buitenlucht de spieren heeft doen groeien. Onlangs hebben we de grootschoot vervangen door Easy Block uit
Denemarken en dat loopt heel wat soepeler. De lieren van Lewmar daarintegen zijn geweldig. Als je hun binnenwerk ziet,
word je bijna emotioneel, zo mooi is het uitgevoerd. Gewoon hun onderhoud geven en ze doen hun werk makkelijk en goed.
Wij hebben alle uitgevoerd met self tailers en dat is achteraf één van de betere beslissingen geweest. Je hebt altijd een
hand vrij; gemakkelijk en veilig. Een spinnakerboom is recentelijk aangeschaft.
Met de zeilen waren we eigenlijk zo klaar. Voor ons vorige bootje hadden we naar volle tevredenheid nieuwe zeilen van de Vries
uit Grouw aangeschaft. De heer Runia heeft ons goed begeleid en ook met de prijs werd heel redelijk omgesprongen. We varen met
een langsgelat grootzeil, die onder alle omstandigheden prachtig staat. De Vries heeft veel oog voor detail en biedt veel
trimmogelijkheden. Ook voor zo'n relatief zwaar schip als het onze, is het toch aardig met licht weer het grootzeil minder strak op de giek
te zetten, waardoor de bolling fors toeneemt. Om het grootzeil tijdens het strijken op de giek te houden hebben we op advies
van Runia gekozen voor het "Dutchman"systeem. 3 Zware
nijlon draden lopen dwars door het grootzeil heen en zorgen er zo voor dat bij het strijken alles netjes op de giek valt.
Reuze handig. De smeerrepen zorgen er voor, dat bij het reven het zeil strak op de giek staat. De reefknuttels zijn eigenlijk
niet echt nodig en alleen om het helemaal af te maken, binden we ze nog wel eens vast. We hebben relatief zwaar doek, maar hoeveel
gram zit thuis in de opslag.
Als fok hebben we een rolfok met een roller van Goiot. Af en toe wat zwaar trekken, maar werkt altijd. Van Lewmar hebben we
een vrij lange rail op het dek, zodat in combinatie het zeil altijd goed is te trimmen.
Voor zwaar weer hebben we een kotterstag, die ook weggehaald kan worden. Bij aan de windse koersen boven Bf 7, hebben we een
high aspect fok van 21 vierkante meter. Deze trekt geweldig en wordt door aparte schoten bediend. Deze hebben hun eigen
karretjes op de rail en zijn zo ook weer goed te trimmen. Omdat het aangrijpingspunt van de kotterstag veel lager
aangrijpt, moet de mast worden ondersrteund met bakstagen. We hebben hiervoor stagen van touw die vrijwel rekloos zijn.
Bij heel harde wind zetten we deze erop en dan voelt de mast haast helemaal massief.
Voor stormen hebben we nog een kleine stormfok van 7,5 vierkante meter. In de 3 jaar dat we nu met dit schip zeilen, is het
voor het eerst uit de zak geweest. Op dat moment was hij onbetaalbaar en heeft ons veilig door de storm geloodst.
Voor licht weer hebben we een gennaker van 100 vierkante meter.
wanneer vaar je met wat:
Voor de wind:
Met de nieuwe gennaker kunnen we van ongeveer 150 graden voor de wind, tot 60 graden aan de wind varen. Pal voor de wind
komt immers relatief weinig voor. De toekomst zal leren of dit een juiste keuze was. Met zijn 100
vierkante meter is het een hele lap.Wij hebben er een slurf bij, die net als bij een parachute er langzaam afgaat. Vooral bij het
strijken is dat al reuzehandig gebleken. We hebben nog niet veel ervaring kunnen op doen en hopen er straks regelmatig gebruik
van te kunnen maken. Ook de combinatie met de spinnakerboom moet nog worden onderzocht.
Onder vol zeil varen we grootzeil 48 en ook de fok is 48 vierkante meter. Als het harder gaat waaien hangt het een beetje
van de richting af wat het eerst kleiner moet. Het liefst vaar ik door het gemak van het 7/8 tuig voor de wind met het
grootzeil op. Om het gevaar van gijpen te voorkomen, hebben we de stelregel van de Eendracht overgenomen. Deze hebben
de ijzeren regel altijd 30 graden bakstagwind aan te houden. Met die zware gieken van hun ook heel begrijpelijk. Pal voor de
wind is dus alleen de optie van de fok. Het schip rolt dan aanzienlijk meer. Afhankelijk van de relatieve hoek, wordt er
gereefd en we hebben menige afstand overbrugd met alleen het grootzeil met 2 of 3 riffen. Bij wind boven 8 gaan we bijliggen.
Aan de wind:
Eerst hebben we weer de optie van gennaker en grootzeil. Dan komt fok en grootzeil, waarmee we tot windkracht 3 ook scherp
aan de wind kunnen zeilen. Bij 4 moet er al gereefd worden en nu gaat eerst het grootzeil eraf. We hebben 4 riffen met 3
reeftouwen, dus wordt het kiezen 2 3 en 4 of 1 2 en 3. We varen nu nog met 2 3 en 4, maar als het mooie weer aanbreekt,
gaan we de reeftouwen omzetten. Het reven gaat heel simpel. Deze winter heeft de Vries gelagerde leuvers aan het grootzeil
gezet en nu kun je zelfs voor de wind het zeil laten zakken.
De fok kun je traploos verkleinen en voor de wind is dat altijd goed in balans te brengen. Aan de wind werkt een klein
driehoekje niet meer en zoals al gezegd, met windkracht 7 moet de kotterfok bij. Deze staat goed ook nog bij 8 en daarna
wordt het overleven. Dus is het tijd voor de stormfok van 7,5 meter. Deze reis hebben we gemerkt, dat het schip het liefste
60 graden aan de wind vaart. Door de zeildruk hel je over, waardoor het vrijboord toeneemt. De druk op het zeil (en de mast)
zorgen er voor, dat je niet door elkaar geslingerd wordt. In combinatie met het 4e rif in het grootzeil, hebben we zo rustig
voortgang kunnen maken in een onstuimige zee met windkracht 9. Zou het nog harder gaan waaien, dan zou ik het grootzeil
strijken. Er zijn
ook al veel verhalen geschreven over een try-sail. In windkracht 10 ga ik liever niet meer naar voren en alleen als het
absoluut moet. Met een zeilzak naar voren gaan in deze omstandigheden, zie ik als theorie. Dan staat alleen nog het kleine
driehoekje voor. Zou het nog erger worden, dan houdt de invloed van de mens op en kun je alleen nog maar bidden......
|
|